Onbenut subsidiegeld: een stille gemiste kans
In Nederland blijven jaarlijks honderden miljoenen euro’s aan beschikbare subsidies en stimuleringsmaatregelen onbenut. Niet omdat het geld er niet is, maar omdat bedrijven, maatschappelijke organisaties en zelfs overheden er niet in slagen de middelen aan te vragen. Onderzoek na onderzoek bevestigt dat er structureel kansen blijven liggen — vaak door onbekendheid, complexiteit of een gebrek aan tijd en deskundigheid. Hieronder wordt aan de hand van verschillende gezaghebbende bronnen duidelijk hoe dit probleem zich manifesteert.
PwC: structurele onderbenutting door het mkb
PwC deed in 2021 onderzoek naar het gebruik van subsidies door het Nederlandse mkb en kwam tot de conclusie dat een groot deel van de ondernemers structureel kansen laat liggen. Regelingen zoals de WBSO, de Energie-investeringsaftrek en de MIT-regeling worden opvallend weinig benut, ondanks het feit dat veel bedrijven hier inhoudelijk voor in aanmerking komen. Volgens PwC gaat het opgeteld om honderden miljoenen euro’s aan niet-geclaimd subsidiebudget per jaar. De oorzaken liggen vooral in onbekendheid met het bestaan van de regelingen, het ontbreken van interne capaciteit en het feit dat veel ondernemers opzien tegen de administratieve verplichtingen. Vooral kleinere bedrijven hebben geen subsidiecoördinator in dienst en besteden aanvragen niet uit, waardoor ze structureel buiten de boot vallen.
TNO, RVO en ECN: innovatiepotentieel wordt onvoldoende verzilverd
Ook kennisinstellingen zoals TNO en beleidsorganisaties zoals RVO en ECN signaleren dat het Nederlandse mkb zijn innovatiekracht onvoldoende koppelt aan de beschikbare stimuleringsmaatregelen. Uit hun gezamenlijke analyses blijkt dat slechts een beperkt deel van de technisch actieve bedrijven gebruikmaakt van bijvoorbeeld de WBSO, die juist bedoeld is om technische ontwikkeling fiscaal te ondersteunen. Bedrijven die wél innoveren blijken vaak geen tijd te hebben om zich in subsidieregelingen te verdiepen of durven geen aanvraag te doen uit angst dat gemaakte fouten tot terugbetaling leiden. Zo blijven innovatieve investeringen onnodig duur en wordt het mkb niet ten volle gestimuleerd.
FondswervingOnline: non-profits laten bijna alles liggen
Dat het probleem niet alleen in het bedrijfsleven speelt, blijkt uit bevindingen van FondswervingOnline, een platform dat gespecialiseerd is in fondsen voor maatschappelijke organisaties. Volgens hen maakt meer dan 95% van de Nederlandse stichtingen en verenigingen geen gebruik van ten minste één subsidie of fonds waar ze wél recht op hebben. Dit geldt niet alleen voor grote subsidies, maar ook voor kleinere bijdragen die bedoeld zijn voor buurtinitiatieven, jeugdwerk, cultuurprojecten of inclusieprogramma’s. De meeste van deze organisaties weten niet dat de subsidies bestaan of vinden het aanvraagproces te ingewikkeld. Hierdoor blijven zelfs relatief eenvoudige ondersteuningsmiddelen onbenut.
VSBfonds: regionale ongelijkheid in subsidiegebruik
Ook grote fondsen zoals het VSBfonds signaleren een scheve verdeling in de manier waarop subsidiegeld wordt aangevraagd. Uit jaarverslagen blijkt dat in bepaalde regio’s, met name in krimpgebieden en kleinere gemeenten, veel minder aanvragen binnenkomen dan in de Randstad of bij organisaties met een professionele subsidiebureaustructuur. Hierdoor worden niet alleen budgetten niet benut, maar ontstaat ook een toenemende ongelijkheid tussen regio’s en organisaties met en zonder toegang tot subsidiekennis. Dit terwijl de behoeften vaak juist het grootst zijn in de regio’s waar het minst wordt aangevraagd.
Planbureau voor de Leefomgeving: gemeenten missen klimaatgeld
Bij overheden is het beeld niet anders. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft in meerdere rapporten geconcludeerd dat veel Nederlandse gemeenten niet of nauwelijks gebruikmaken van de beschikbare subsidies voor klimaat- en energiemaatregelen. Regelingen zoals de DEI+, de SDE++ of het Programma Aardgasvrije Wijken worden lang niet overal aangevraagd, vaak omdat kleinere gemeenten niet over voldoende ambtelijke capaciteit beschikken om subsidieregelingen te volgen, aan te vragen én te verantwoorden. Bovendien vormt de eis tot cofinanciering in veel gevallen een obstakel, waardoor zelfs relevante en goed aansluitende regelingen onbenut blijven.
Europese Rekenkamer: Nederland benut EU-subsidies beneden potentieel
Ook op Europees niveau blijft geld liggen. De Europese Rekenkamer stelde in 2022 vast dat Nederland structureel minder dan 70% van de beschikbare EU-subsidiegelden benut, vooral op het gebied van innovatie, milieu en grensoverschrijdende samenwerking. Programma’s als Horizon Europe en LIFE zijn uitermate geschikt voor Nederlandse overheden, bedrijven en maatschappelijke instellingen, maar worden relatief weinig aangevraagd. De oorzaken zijn divers: van ingewikkelde aanvraagprocedures en taalbarrières tot het ontbreken van netwerkpartners in het buitenland. Daarmee blijven ook grote Europese investeringsstromen voor een deel buiten bereik van Nederlandse partijen.
Een hardnekkig patroon – maar niet onoplosbaar
Wat opvalt in al deze onderzoeken is de overeenkomst in oorzaken: gebrek aan kennis, onvoldoende strategische aandacht, te weinig capaciteit en een drempelvrees voor het aanvraagproces. Dit zijn geen onoverkomelijke obstakels, maar het vereist wel aandacht en inzet. Organisaties die wél investeren in subsidiecoördinatie — intern of extern — weten hun slagkracht aanzienlijk te vergroten. Een eenvoudige subsidiescan, een overzichtelijk jaarplan of begeleiding bij de eerste aanvraag kan al het verschil maken tussen meedoen of geld laten liggen.
In een tijd waarin innovatie, duurzaamheid en sociale cohesie centraal staan in het overheidsbeleid, is het zonde dat het geld dat daarvoor beschikbaar is, zijn weg naar de praktijk niet vindt. Die praktijk is er klaar voor — het subsidielandschap moet dat ook zijn.